Werkwijze

Er zijn diverse manieren en technieken voor patchwork. Bij de bekendste methode wordt gebruikgemaakt van een mal van dun, stevig karton. Deze mal wordt op de achterkant van een lapje stof gelegd. De stof wordt een centimeter groter dan de mal afgetekend en uitgeknipt. Na een aantal van deze lapjes geknipt te hebben, kunnen ze met de goede kanten naar binnen aan elkaar worden genaaid tot een blok. De blokken kunnen daarna met kleine steekjes aan elkaar worden genaaid, eventueel met tussenbanen (sashings). Als laatste komt er nog een rand (border) omheen.

Tegenwoordig naaien veel quilters de lapjes op de naaimachine aan elkaar. Een veel gebruikt patroon is het ‘blokhut’-motief, waarbij om een middenblok (het ‘haardvuur’) telkens repen stof worden genaaid tot een blok. Deze blokken worden daarna aan elkaar gezet tot de gewenste grootte.

Als het lapjeskleed (de top) klaar is, wordt het voorzien van een achterkant. Ertussen komt een tussenvulling die van wol, katoen of synthetisch materiaal is gemaakt. Het op elkaar naaien van deze drie lagen heet quilten. Het quilten wordt ook in allerlei fraaie patronen gedaan.

Van patchwork worden (baby)dekens, spreien, wandkleden, tassen, jassen en andere kledingstukken gemaakt. Tegenwoordig zijn er vaak tentoonstellingen waarbij quiltgroepen hun werk presenteren.

Het op elkaar zetten van de stukjes stof, wordt appliqueren genoemd. Dit is ook een vorm van werken met stofjes, en het hoort dus bij patchwork. Bij appliceren worden vaak ronde en gebogen vormen op een ondergrond vastgezet.

Share and Enjoy